We leven in een haastige wereld. Elke minuut telt. Misschien heb je de indruk dat het altijd zo was. Maar is dat wel zo? Vanwaar komt de 'haast-cultuur'?
Arbeidsduur is verbonden met de economie: welke tijd mensen nodig hebben om in voedsel en onderdak te voorzien.
In de prehistorie werkten de jager-verzamelaars enkele uren per dag. Zij leefden in kleine, egalitaire groepen. Ze voorzagen in wat ze nodig hadden. Niemand anders eigende zich hun opbrengst toe.
In de middeleeuwen was landbouw de kern van de economie. De boeren klopten meer uren dan de jagers-verzamelaars, maar werkten niet elke dag 8 à 10 uur. Werk was seizoensgebonden en er waren veel christelijke feestdagen. Op de schilderijen van Pieter Breugel de Oude zie je vaak feestende figuren, met tijd voor spel en ontspanning.
Ook in andere Europese landen werd er niet altijd gewerkt. In Engeland werkten boeren in de middeleeuwen twee dagen op drie. In Frankrijk waren er 90 rustdagen buiten de zondagen en nog 38 dagen verlof.
In de middeleeuwen werkten boeren niet enkel voor zichzelf. Zij waren verplicht om delen van hun opbrengst af te staan aan de leenheren. Daar was extra werktijd voor nodig.
De komst van de (tijd)machine
Op het einde van de 18e eeuw, met de invoering van de machine, ontstaat het industriële kapitalisme. Door de invoering van machines schiet de productie de hoogte in. Nog nooit kon de mens zoveel produceren op zo'n korte tijd. Maar in plaats van meer rust, zorgt deze evolutie paradoxaal net voor onmenselijk werk.
Als machines sneller en langer draaien, genereren ze meer winst voor de fabriekseigenaars. De machine bepaalt voortaan de werktijd en het ritme: in de textiel in Gent, in de steenkoolmijnen van de Borinage, in de staalfabrieken van Luik. De Belgische arbeiders kennen in 1870 de langste werkweek van Europa met gemiddeld 72,2 arbeidsuren.
Ook de verloning wijzigt: het dagloon van de middeleeuwen wordt een uurloon van de arbeider. Het tikken van de klok neemt het vanaf dan over.
Zo wordt het industrieel kapitalisme de grote tijdsdief. Ook de vele feestdagen moeten er aan geloven.
Naar de 38-urenweek
Het terug veroveren van tijd wordt een lange strijd. 1 mei staat nog steeds symbool voor de strijd voor een kortere werkdag.
Maar na de crisis van 1929 en de hoge werkloosheid die daarop volgt, komt ook de kortere werkweek op de agenda. In 1933 bedraagt de werkloosheid in Amerika 25 %. De arbeidsvoorwaarden zijn beroerd. President Roosevelt richt de National Recovery Administration (NRA) op, die gedragscodes opstelt voor de verschillende industrietakken. Daarin promoot de NRA de 40-urenweek tot deze in 1940 wordt vastgelegd in de arbeidswetgeving.
België volgt trapsgewijs pas na de tweede wereldoorlog. Nieuwe machines doen de productiviteit verder toenemen. De hogere productie zorgt voor een stijgende winstmarge. Daarvan eisen werknemers hun deel. En het stakingswapen werkt, want als de machines niet draaien, genereren ze geen winst.
Keynes voorspelde in1930 dat de werktijd stelselmatig zou verkorten tot 15 uren per week in 2030. De stijgende productiviteit zou voor iedereen welvaart brengen. Maar dat gebeurt niet automatisch. De strijd om tijd is ook een strijd voor een eerlijke verdeling van de rijkdom.
Arbeidsduurverkorting zette zich in de eerste plaats door in grote bedrijven. Zo schakelde ACEC in 1954 over naar de 45-urenweek en bleef later ook pionier voor de 40-urenweek.
Eind jaren '60 bereikten vakbonden en werkgevers een akkoord om tegen 1975 de 40-urenweek te veralgemenen.
De wet van 16 maart 1971 zette de stap naar de 38-urenweek, met mogelijkheden om de 40-urenweek te behouden mits compensatiedagen. Pas in 2003 werd de 38-urenweek veralgemeend.
In landen als Duitsland, Frankrijk, Portugal en Zweden ging de strijd verder om de werkdag- of week te verkorten.
In het Verenigd Koninkrijk en Amerika gebeurde het omgekeerde. Eén job volstaat niet meer om rond te komen. Bijklussen in extra werktijd neemt toe.
En vandaag ?
Bedrijven hebben vandaag een dubbele cultuur. Enerzijds blijft de 'elke minuut telt'-cultuur iedereen opjagen.
Maar de focus verschuift van werk-tijd naar resultaat. In vele bedrijven overstijgt de reële werkweek wat er officieel op papier staat. Overwerk, glijtijd en flexroosters, arbeidsduur op jaarbasis, loopbaansparen,... Het zijn allemaal systemen die verdoezelen dat je werktijd niet meer volstaat om je takenpakket rond te krijgen. Het zijn de Tijdsspaarders* van vandaag. Ook de werktijd per gezin is toegenomen. In tegenstelling tot de jaren '60 komen weinig gezinnen rond met één (voltijds) inkomen.
Het debat over collectieve arbeidsduurverkorting is daarmee terug. Meer doen met minder mensen heeft grenzen. Nog nooit waren zoveel mensen langdurig ziek (> 1 jaar): 400.000. We plaatsen vraagtekens bij hoe we vandaag werken. In Zweden en ook bij ons (Femma) experimenteert men met de 30-urenweek.
De uitdagingen vandaag herinneren aan de invoering van de machines. Technologische toepassingen en digitalisering nemen taken over. Wat gebeurt er met die vrijgekomen tijd en met de opbrengst? Gebruiken we die voor arbeidsduurvermindering met behoud van inkomen? Of gaat de opbrengst naar aandeelhouders en bedrijven?
Bekijk de film van BBTK over de strijd voor arbeidsduurverkorting in België (mei 2021 - 5 min 30)
Ken je sociale geschiedenis: zie Rode peper campagne
Bron: De strijd om tijd, Olivier Pintelon, 2018, EPO.
*Leestip: Momo en de tijdspaarders, Michael Ende, Lemniscaat, 2016 (origineel Duits 1973).