Chris Reniers is voorzitter van ACOD. Zij is de eerste vrouw die voorzitter van ACOD werd en daar is ze best wel trots op. Naar aanleiding van 8 maart gaf zij een interview aan ACOD LRB Limburg. Beluister het interview of lees de uitgeschreven versie hier verder.
Chris Reniers. Ik kom uit een arbeidersgezin en ik ben de eerste die heeft kunnen studeren, die hogere studies gedaan heeft. Eén van de zaken die voor mijn vader en moeder belangrijk was: jongens en meisjes zijn gelijk. Studeren is belangrijk en wat voor hen ook wel belangrijk was, dat was het maatschappelijke: de rechtvaardigheid, de gelijkheid onder de mensen. Dat is mij altijd bijgebleven.
Waar ik misschien het minste trots op ben – want dat is ook belangrijk – is dat ik er niet voldoende in geslaagd ben om meer vrouwen op topfuncties in de vakbond te krijgen. Dat is dubbel en moeilijk. Dat heeft ook te maken met het feit dat de job, die wij doen, geen nine to five-job is. Het is echt wel – hoe ga ik het zeggen – soms een zwaar beroep. Het is een zware job met lange uren, waar het onmogelijk is om bijvoorbeeld een thematisch verlof of loopbaanonderbreking op te nemen of halftijds te werken. Dat vind ik een hele moeilijke.
We hebben heel veel vrouwelijke leden en die doen heel fantastisch werk. Zij zijn ook wel op sommige echelons vertegenwoordigd, maar weinig vrouwen, denk ik, durven de stap nemen om die laatste horde te nemen omdat dat heel moeilijk combineerbaar is.
Vrouwen zijn geknipt voor vakbondswerk: zij zijn heel empathisch, zij helpen, zij zijn goed voorbereid. Het is alleen dat ik in de structuren graag wat meer vrouwen gehad had dan dat ik nu heb.
Er zijn er die fantastisch werk doen. We hebben vrouwen aan de top bij Onderwijs, we hebben vrouwen aan de top bij Telecom,… dus die doen fantastisch werk. Maar ik merk toch nog altijd dat de maatschappij niet voldoende vooruit gegaan is om op dat vlak ondersteuning te geven. En ik heb daar heel veel spijt van – maar halftijdse mandaten zijn bij ons onmogelijk.
Ik heb altijd het geluk gehad dat mijn ouders er waren. Zij hebben een groot deel mijn zoon mee opgevoed. Ik moest nooit kijken op mijn uurwerk. Als een vergadering uitliep dan bleef hij slapen. Dat was de zaak niet. Nu merk ik dat jonge mensen heel veel stress hebben: op tijd aan de school, aan de crèche. Het wordt moeilijker omdat iedereen veel langer moet werken en die familiale ondersteuning wegvalt omdat de ouders ook werken. Daarom ben ik blij met die evolutie dat je vrouwen ziet in de rangen van de militanten. Dat is heel goed.
Het is misschien niet een desillusie in de vakbond, maar meer in de maatschappij. Ik merk na al die jaren dat vrouwen het niet gemakkelijker kregen om een carrière uit te bouwen en om dan toch wel die functies op te nemen.
De strijd gaat verder.