Foto: Pixabay

Zorg
Lettertypes/grootte

DEELAKKOORD TUSSEN DE SOCIALE PARTNERS VAN DE PUBLIEKE SECTOR OVER DE AANWENDING VAN DE MIDDELEN KOOPKRACHT VIA 6
goedgekeurd op Comité C1 van 23 december 2020

De sociale partners,met name

ACV Openbare Diensten
ACOD
VSOA

als vertegenwoordigers van de werknemers

en

VVSGvzw

als vertegenwoordiger van de werkgevers

hebben op datum van 23 december 2020 een akkoord bereikt over de aanwending van de middelen koopkracht overeenkomstig het voorakkoord dat op 24 november 2020 werd afgesloten tussen de Vlaamse regering, de vakbonden en de werkgeversfederaties in het kader van VIA 6.

Dit akkoord stemt overeen met het deelakkoord dat op 22 december 2020 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd met het oog op uitvoering vanaf 1 januari 2021.

DRINGENDE MAATREGELEN KOOPKRACHT

1. Aan alle personeelsleden die onder het toepassingsgebied van onderhavig akkoord vallen wordt een recurrente koopkrachtverhoging toegekend. Dit gebeurt door een verhoging van de eindejaarstoelage vanaf het jaar 2021 en wel op de volgende wijze:

  • Voor het personeel van de woonzorgcentra en van de andere bij de zesde staatshervorming geregionaliseerde voorzieningen in de ouderenzorg, beheerd door een lokaal bestuur, een welzijnsvereniging of een intergemeentelijk samenwerkingsverband: door een verhoging van enerzijds het forfaitair gedeelte tot 1.288,43 euro en anderzijds van het variabel gedeelte tot 3,6% van het jaarsalaris;
  • Voor het overige personeel van de lokale besturen dat onder het toepassingsgebied van onderhavig akkoord valt: door een verhoging van het variabel gedeelte tot 3,6%van het jaarsalaris.

De verhogingen mogen in het totaal nooit leiden tot een eindejaarstoelage die hoger is dan een twaalfde van het jaarsalaris.

2. Aan de personeelsleden van de woonzorgcentra en van de andere bij de zesde staatshervorming geregionaliseerde voorzieningen in de ouderenzorg en aan de personeelsleden van voorzieningen die behoren tot de klassieke zorg-en welzijnssectoren, beheerd door een lokaal bestuur, een welzijnsvereniging of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, wordt bovendien een onmiddellijke eenmalige koopkrachtverhoging toegekend. Dit gebeurt op één van de volgende wijzen: 

2.1 Ofwel wordt voor deze personeelsleden de eindejaarstoelage vanaf het jaar 2020 reeds verhoogd op de wijze bepaald onder punt 1, nl.:

  • voor het personeel van de woonzorgcentra en van de andere bij de zesde staatshervorming geregionaliseerde voorzieningen in de ouderenzorg: door een verhoging van enerzijds het forfaitair gedeelte tot 1.288,43 euro en anderzijds van het variabel gedeelte tot 3,6% van het jaarsalaris;
  • voor het personeel van de voorzieningen die behoren tot de klassieke zorg-en welzijnssectoren: door een verhoging van het variabel gedeelte tot 3,6%.

In dat geval zal het supplement op de eindejaarstoelage 2020 in de loop van de maand januari 2021 uitbetaald worden maar moet het beschouwd worden als deel uitmakend van de eindejaarstoelage 2020. De referentieperiode voor het supplement is dezelfde als voor de eindejaarstoelage 2020..

2.2 Ofwel wordt aan deze personeelsleden in de loop van de maand januari 2021 een eenmalige financiële aanmoediging toegekend waarvan het bedrag niet hoger is dan het bedrag van de verhoging van de eindejaarstoelage zoals bepaald onder 2.1. Over de vorm, het bedrag en de wijze van toekenning van deze aanmoediging vindt nog overleg plaats met de sociale partners van de private sector.

De keuze tussen werkwijze 2.1 en werkwijze 2.2 wordt gemaakt na raadpleging van de sociale partners van de private sector.

MAATREGELEN OP KORTE TERMIJN EN IMPLEMENTATIE VAN HET IFIC-MODEL

De sociale partners bevestigen dat zij spoedig werk zullen maken van de implementatie van een voor de publieke sector aangepast IFIC-model. Volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Onderstaande uitgangspunten hebben tot doel de implementatie van IFIC te bevorderen en mogen deze niet hypotheceren.

  • Doordat er voor de publieke socio-culturele sector reeds dringende en recurrente koopkrachtverhogingen werden uitgewerkt onder het luik “dringende maatregelen koopkracht” ten bedrage van 1,1% en het voorziene budget voor die sector beperkt is tot 1,1% kunnen voor die sector geen andere bijkomende koopkrachtmaatregelen worden genomen. Bovendien vallen ze buiten de scope van IFIC gezien de uitkanteling van die sector in VIA7.

  • Ongeacht de vorm en de modaliteiten van het IFIC-model publieke sector zullen alle personeelsleden die op het moment van de implementatiedatum van het IFIC-model in dienst zijn, de vrije keuze hebben om al dan niet in te stappen in het IFIC-model. Indien de keuze om in te stappen in het IFIC-model door het personeelslid wordt gemaakt, is die definitief. Voor zij die niet instappen, wordt met de sociale partners nagegaan of er nog op een later moment kan worden ingestapt. De beslissing rond een volgende instapmogelijkheid moet genomen worden vóór de operationele fase van IFIC.
    Mocht een bepaalde functie ten gevolge van een onderhoudsprocedure door IFIC in een hogere categorie worden ingeschaald, krijgen de betrokken personeelsleden die niet instapten opnieuw de keuze om in te stappen.

  • De nieuwe werknemers die een functie zullen uitoefenen die in het IFIC-model publieke sector werd geïmplementeerd, worden verplicht in de doelbarema’s van IFIC ingeschaald.

  • Alle personeelsleden uit het toepassingsgebied van VIA 6, hebben verwachtingen bij de koopkrachtmaatregelen. Daar staat tegenover dat voor heel wat personeelsleden de IFIC-doelbarema’s geen enkel financieel voordeel zal opleveren. Voor die personeelsleden kan bovenop de voormelde dringende koopkrachtmaatregelen een compensatie worden voorzien rekening houdende met de beschikbare budgettaire ruimte van het koopkrachtbudget. De modaliteiten van dergelijke compensatie worden tussen de sociale partners uitgewerkt.

  • De snelheid waarmee het IFIC-model kan worden geïmplementeerd, is verschillend tussen de geregionaliseerde sectoren ouderenzorg, de PVT en de klassieke VIA-diensten.

  • Er wordt onmiddellijk na goedkeuring van huidig akkoord door de Vlaamse regering overgegaan tot de oprichting van een stuurgroep “implementatie IFIC-model in de Vlaams gesubsidieerde publieke zorg-en welzijnssector” in samenwerking met de vzw IFIC. De stuurgroep is paritair samengesteld met vertegenwoordigers van de vakbonden die de publieke sector vertegenwoordigen en de vertegenwoordigers van de werkgevers van de publieke zorg-en welzijnsinstellingen. Het aantal leden van de stuurgroep bedraagt 12 (6 leden voor de vakbonden en 6 leden voor de vertegenwoordigers van de werkgevers). De vzw IFIC begeleidt de stuurgroep. Er wordt samen met de vzw IFIC nagegaan welke budgetten er nodig zijn om de werking van de stuurgroep te verzekeren en de IFIC-implementatie voor te bereiden.

Geregionaliseerde sectoren in de ouderenzorg

Alle gegevens met betrekking tot de barema’s Kelchtermans en de doelbarema’s van IFIC voor de geregionaliseerde sectoren zijn voorhanden zodat de vergelijkingen tussen die barema’s op korte termijn kunnen worden gemaakt.

Vóór 31 januari 2021 zal er in samenwerking met de vzw IFIC een vergelijking worden gemaakt tussen de huidige barema’s Kelchtermans en de IFIC-doelbarema’s voor de meest voorkomende functies (zie voorlopige lijst als bijlage 1) in de gefederaliseerde sectoren in de ouderenzorg.

Het IFIC-model voor het PC 330 bestaat uit volgende “departementen”:

  • Verpleging en verzorging
  • Medisch-technisch & apotheek (niet relevant voor de ouderenzorg)
  • Paramedisch
  • Psycho-sociaal
  • Hotel, logistiek en techniek
  • Administratie

Voor het departement administratie worden slechts de barema’s van een beperkt aantal functies vergeleken om na te gaan of een implementatie van het departement in IFIC relevant is.

De vergelijking tussen het huidige barema en het IFIC-barema gebeurt per IFIC-functie op basis van de volledige loopbaan (45 jaar).

De vergelijking kan volgende resultaten opleveren:

MOGELIJKHEID 1

Het IFIC-barema is over de ganse loopbaan voordeliger dan het huidige barema Kelchtermans.

  • Volledige loopbaan is in het IFIC-barema positief/gelijk, barema is bij aanvang van de loopbaan gelijk/positief -> automatische implementatie van de functie (met automatische implementatie wordt bedoeld dat hiervan niet kan worden afgeweken, maar de berekening moet gevalideerd worden door de stuurgroep).

  • Volledige loopbaan is in het IFIC-barema positief/gelijk maar het IFIC-barema is bij aanvang negatief -> afwijkingsniveau bij aanvang loopbaan bekijken en afwegen ten overstaan van de volledige loopbaan (waarschijnlijk zeer uitzonderlijke situaties)

MOGELIJKHEID 2

Het IFIC-barema is over de ganse loopbaan nadeliger dan het huidige barema

  • Volledige loopbaan is in het IFIC-barema meer dan 5% negatief én bij het begin van de loopbaan ook negatief -> geen automatische implementatie – functie wordt bevroren – in een latere fase te bekijken en na te gaan of er zich in de private sector analoge situaties hebben voorgedaan.

  • Volledige loopbaan is in het IFIC-barema tussen 1% en 5% negatief maar de eerste vijftienjaar van de loopbaan zijn positief -> implementatie wordt overwogen en het voordeel van het begin van de loopbaan wordt afgewogen tegenover het nadeel over de ganse loopbaan.

  • Volledige loopbaan is het IFIC-barema minder dan 1% negatief -> wordt beschouwd als positief (zie regels bij mogelijkheid 1) en deze functies worden in principe geïmplementeerd.

Van zodra bovenstaande analyse is gemaakt, wordt vastgelegd welke functies in het IFIC-model worden geïmplementeerd, gekoppeld aan het IFIC-doelbarema. De sociale partners kunnen daarbij voorrang geven aan bepaalde departementen.

Het is de bedoeling dat alle functies meegenomen worden in het IFIC-model maar voor sommige functies zullen indien nodig overgangsmaatregelen worden uitgewerkt gelet op verschillen publiek-privaat die historisch zijn gegroeid.

Nadat de beslissing genomen is over de te implementeren functies in het IFIC-model publieke sector moet rekening worden gehouden met minstens een periode van negen maanden die nodig is om de implementatie op het terrein voor te bereiden en IFIC operationeel te maken. De streefdatum voor de implementatie van de vastgelegde functies wordt bepaald op1 oktober 2021, waarbij kan worden beslist om de IFIC-barema’s met terugwerkende {kracht} te laten ingaan op 1 juli 2021.

Nieuwe medewerkers

De implementatie van de doelbarema’s van de in het IFIC-model publieke sector is verplicht voor de nieuwe medewerkers die vanaf de effectieve implementatie in dienst komen. Om te vermijden dat nieuwe medewerkers niet meer kiezen voor de publieke sector omdat de beginbarema’s in het IFIC-model significant hoger zijn dan de in de publieke sector toegepaste barema’s wordt er vóór 31 maart 2021 tussen de sociale partners een akkoord gesloten waarbij maatregelen worden voorgesteld om vanaf 1 juli 2021 bepaalde verschillen weg te werken. Minstens volgende functies en/of schalen maken het voorwerp uit van de bespreking:

De schaal E1-E2-E3 die over de ganse loopbaan lager is dan de IFIC-schaal voor categorie 4.

De HBO5-verpleegkundigen die thans in de schaal C3-C4 worden verloond en die minder gunstig is dan de IFIC-schaal categorie14B.

De bachelors verpleegkunde die thans in de schaal BV1-BV2-BV3 worden verloond en die minder gunstig is dan de IFIC-schaal categorie 14.

Onderzoek naar de invoering van een tijdelijk barema voor de zorgkundigen dat bij aanvang van de loopbaan beter aansluit bij de IFIC-schaal categorie 11.

Geregionaliseerde sectoren – PVT

  • Binnen de publieke sector zijn er enkel PVT-bedden in het OPZ Geel en OPZ Rekem (uitgebaat door de Vlaamse overheid). De PVT’s zijn volledig verweven met het psychiatrisch ziekenhuis.
    Ook de PVT-functies kunnen gedeeltelijk geïmplementeerd worden in het IFIC-model. Gezien de grote verwevenheid met de functies van het psychiatrisch ziekenhuis, volgen zij best de bepalingen van het federale IFIC-model voor de ziekenhuizen.

  • Ook de personeelsleden van de PVT-afdelingen moeten, in afwachting van een implementatie van IFIC en gebeurlijke compensatiemaatregelen, kunnen genieten van dringende koopkrachtmaatregelen.

  • Vandaar dat de sociale partners overeenkomen om de middelen die bestemd zijn voor koopkracht voor de personeelsleden van de PVT’s van Geel en Rekem voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 te isoleren en ter beschikking te stellen voor maatregelen koopkracht na lokaal overleg en protocol in sectorcomité XVIII. Er dient desbetreffend vóór 31 januari 2021 een protocol te worden afgesloten.

Andere geregionaliseerde sectoren

Vóór 31 januari 2021 wordt een lijst opgemaakt van de instellingen die onder het toepassingsgebied VIA 6 vallen maar niet behoren tot voornoemde geregionaliseerde sectoren maar wel vóór de zesde staatshervorming behoorden tot de bevoegdheid van de federale overheid (de voormalige federale gezondheidssectoren). Met een afzonderlijk akkoord worden vóór 31 maart 2021 maatregelen uitgewerkt die gelijkaardig zijn met de bepalingen van het huidig akkoord.

Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot IFIC voor de geregionaliseerde sectoren

Vóór 31 maart 2021 zal worden berekend welke de budgettaire impact is van een implementatie van voornoemde barema’s op het budget koopkracht. Afhankelijk daarvan zal worden nagegaan of de doelbarema’s volledig kunnen worden geïmplementeerd of dat er moet gewerkt worden met een delta (X % van het IFIC-doelbarema) en/of dat er prioriteiten moeten worden vastgelegd tussen de verschillende departementen.

Klassieke VIA-sectoren

Voor de klassieke VIA-sectoren wensen de sociale partners zich in te schrijven in de procedure van de private sector die thans lopende is of indien dat onmogelijk zou zijn wordt er een parallelle procedure opgezet met dezelfde timing. De publieke sector heeft in het kader van VIA 4 meegewerkt aan de functiebeschrijvingen en de weging van de functies voor de klassieke VIA-sectoren. De procedure om te komen tot een loonhuis (voor die functies die voorkomen in de publieke sector) wordt door de private en de publieke sector samen uitgewerkt.

De oefening voor de publieke sector in de klassieke VIA-sectoren is minder complex dan die van de private sector omdat de publieke sector enkel actief is – enkele uitzonderingen niet te na gesproken – in de lokale dienstencentra, diensten voor gezinszorg, kinderopvang en in mindere mate in de jeugdhulp en de gehandicaptensector.

  • Zoals hierboven al aangehaald, wordt de socio-culturele sector hier buiten de scope gehouden gelet op de uitkanteling die is voorzien in VIA 7. In afwachting van de uitwerking van het loonhuis voor de klassieke VIA-sectoren nemen de sociale partners op korte termijn volgende maatregelen:

    • Kindbegeleiders
      Kindbegeleiders worden in de publieke sector op een heel verschillende manier verloond niettegenstaande zij op het terrein hetzelfde werk verrichten. Dergelijke ongelijke situatie is niet langer aanvaardbaar. De sociale partners vragen dat de Vlaamse regering vóór 1 juli 2021 na akkoord van de sociale partners de nodige wettelijke initiatieven neemt om de barema’s van de kindbegeleider in de publieke sector op elkaar af te stemmen en een barema in te voeren dat nauw aansluit met een barema op niveau C. Er wordt nagegaan op welke manier aan de besturen met de beschikbare VIA-middelen een compensatie kan worden gegeven.

    • Verzorgenden en zorgkundigen in de gezinszorg
      De sociale partners zijn het eens dat in de geest van het IFIC-model er geen ongelijke behandeling kan zijn tussen de verzorgenden en de zorgkundigen in de gezinszorg, die in de praktijk hetzelfde werk verrichten. De invoering van een voorlopige nieuwe loonschaal dringt zich dan ook op in de gezinszorg. De sociale partners wensen vanaf 1 juli 2021 de verzorgenden en zorgkundigen van de thuiszorg minstens te verlonen in de IFIC-schaal categorie 11. Voor de personeelsleden van de aanvullende thuiszorg die vergoed worden op E1-E2-E3 wordt vanaf 1 juli 2021 een nieuwe schaal ingevoerd die overeenkomt met de IFIC-schaal categorie 4.

Onthaalouders sui generis

Het koopkrachtbudget dat voorzien is in het voorakkoord VIA 6 werd niet uitgesplitst tussen de publieke en de private sector. De koopkrachtmaatregelen zullen in gezamenlijk akkoord met de private sector worden uitgewerkt.

Rapportage 

De sociale partners engageren zich om aan de Vlaamse overheid de vooruitgang en de stand van zaken periodiek te rapporteren en hun achterban ook van deze stand van zaken op de hoogte te houden en hen actief te informeren.

SLOTBESCHOUWINGEN

Met bovenstaande akkoord tussen de sociale partners wordt volledig ingegaan op de voorwaarden die door de Vlaamse regering werden gesteld met betrekking tot de maatregelen koopkracht en de implementatie van het IFIC-model voor de publieke sector, weliswaar rekening houdende met de specificiteit van de publieke sector.

Het spreekt voor zich dat de maatregelen op korte, middellange en lange termijn significant zijn voor het personeel van de openbare zorg-en welzijnsvoorzieningen. Huidig akkoord tussen de sociale partners creëert daarvoor bij het personeel een draagvlak waardoor het mogelijk wordt om op korte termijn de nodige en noodzakelijke beslissingen te nemen.

Uiteraard zal een en ander verder het voorwerp moeten uitmaken van onderhandeling/overleg in de bevoegde onderhandelingscomité ’s (vooral C1) wat zal resulteren in een protocol of advies. In heel wat gevallen zullen er ook wijzigingen nodig zijn van de bestaande wettelijke en reglementaire bepalingen. Meestal zal dat kunnen bij Besluit van de Vlaamse Regering. De sociale partners rekenen dan ook op een volledige medewerking van de Vlaamse regering zodat akkoorden, adviezen en protocollen ook afdwingbaar kunnen worden gemaakt. 

De sociale partners opereren binnen het budgettair kader dat voor VIA 6 is vastgelegd.

Brussel, 23 december 2020

Namens de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties
Namens de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie

document 20201223 deelakkoord VIA6 koopkracht pubieke sector (30 KB)